Herinnering aan zijn droeve hoeren

Ik zag laatst mijn voorbeeld,
geen schipper das zeker,
toch ledigde hij driest eenzelfde gifbeker
hij toonde me leven, het was waar en echt,
Wat hij me daar toonde zal ik u omschrijven,
en al klinkt het poetisch het is toch oprecht:

Hij liet me alle hoeren zien,
herinnerd, verzonnen, gedroomd
in alle naaktheid
liet hij me alle hoeren zien.
 
Hij liet me alle steegjes zien,
bedacht, geveegd, beleefd,
met alle stof en vuilnis.
 
Hij bracht me naar de mensen toe,
bejaard, verheugd, verliefd,
in voor en in tegenspoed
liet hij me alle hoeren zien.
 
Hij liet me aan de bomen ruiken,
doorleefd, gegroeid, verbrand,
star gesteven in hun trots.
   Hij liet me van zijn drankje proeven
en hij liet me alle hoeren zien.
 
Hij liet me op zijn veranda zitten,
berust, geschommeld, beslapen
van hardhouten planken uit het starre bos.
 
Één nacht heeft hij me alleen gelaten,
moest ik alléén door die nauwe straten
en toen ik daar wat stond te praten,
kreeg ik al vrij snel in de gaten
        dat ook zij niet anders was.
   Zij nam me bij haar naar binnen toe,
en liet me alle hoeren zien.
 
Hij liet me in het straatstof happen
onder zijn zinderende zon aan zee,
en in al zijn slinkse sleetsheid,
liet hij me alle hoeren zien.
 
Samen hebben wij de hitte zitten zweten
en als ik ’t van te voren had geweten,
had ik mij ook in linnen gehuld
en had me met verstild geweld
meester over zijn stad gemaakt.

Maar geen kaper was ik op zijn kale kust,
geen koper ook, maar heel bewust,
kon ik toch slechts de stroper zijn,
van zijn leven en vol venijn
met mijn woorden zijn verhaal verzinnen,
alvorens mijn eigen mythe te beginnen.
Want wij moeten schrijven aan ons eigen begrip,
met eendrachtig schreeuwen maken we baarden weer hip.