Mannen met baarden - Manifesto

De vraag wordt gesteld en nimmer echt beantwoord,
waar de mannen van stavast nu blijven, in tijden waar de kracht ontbeert.

Dus ik zeg u mensen:
Als de hoeren geloven
dat de tijden van wellustige winst
vervlogen zijn,
Dan laten wij onze baarden staan!
En slaken zuchten van wijselijke weemoed
met een snik in ons gemoed.
Dan … zullen wij stout,
de kapersschoenen aantrekken,
en stuurs langs de kusten turen
op zoek naar duidelijke dubbelzinnigheid
in puur poëtische piraten praat.

Want... geen oceaan is zo stoffig,
als die waarin wij onze schepen verbranden
met dolenden uit dertien landen.
Daar waar wij in zeven sloten
vele mijlen waden,
op mijlslaarzen tot aan de liezen
in een leven van verzanden,
om uiteindelijk vast te lopen
in een kop vol sneue herinneringen.

Laat ons zingen.
En door vocaal ons recht te bedingen
trots de kin de lucht insteken.
Wij zullen de mannen met baarden zijn,
waar geen mens meer liedren over schrijven durft.
Wij zullen onze nek uitsteken,
vragend om strop en tederheid.
Wij zullen het mes
laks links laten liggen,
en lustig onze ramkoers voeren.
Viriel als nooit te voren
omzoomd door rauwe randjes,
zullen wij de schonen tonen
dat er nog gevaren wordt.

Noest zullen wij de rapen rapen,
op zoek naar hete kolen in getemperd vuur,
Eigenwijs een nieuw tijdperk in luiden.
Een tijd van lieden zonder lui.

Lukt niet het entren dan lukt ras het rammen.
Zo zongen de kapers van weleer.
Nu zullen zij hun ware aard weer zoeken
want wij ware mannen zijn onszelf verleerd.
Terug bij status en steeds strijdlustig,
stomen wij voorwaarts naar een nieuw land.
Vol sneuvelbereidheid en toch ook weemoedig,
en mochten we sterven, is er niets aan de hand.
Laat ons krabbend aan onze centenbak,
weer met de handen in het haar zitten.
Likt aan de kont ons en kust ons de baard.

gvs