Feest der dieren

Ik was laatst op de verjaardag van een eendagsvlieg.
Een groots gebeuren. Nog nooit vertoond.
Ik dacht: het zal er nooit van komen.
Maar nu werd in gedachten mijn wachten beloond.

De aanwezigen, voornamelijk bevriende dieren,
feestten als beesten, als vogels zo vrij.
De jarige bang, voortijdig te bezwijken
vloog in het rond als een bezige bij.

Eenieder had zo zijn eigen cadeautje,
een vriend kwam met een zwaluw
dat werd nog een klucht,
zij hadden discussies over eentje en zomers,
die ene in de hand of tien in de lucht.

Maar als er dan één schaap met cadeau over de dam is,
dan volgen er meer, zo mak als een lam,
en geef je ze dan ook nog allemaal een drankje,
dan is al weer snel, het hek van de dam.

De zopen zich lam, de wijn stroomde met geklater,
want ook bij de dieren komt de kater pas later.
Wat werd er gezongen, ieder roerde zijn snavel,
Maar goed dat de kat van huis was, met al die muizen op tafel.

Nu zal men beamen, al is t met gemor,
‘t hoogtepunt die avond, was de toer van de tor.
De tor deed een trucje, een metamorfose,
hij lag op zijn bed, en werd tot een mens.
Eenieder moest lachen. Wat een vreemdachtig wezen!
Alleen die van raar hielden, werden zijn fans.

De rest wilde kijken, wat was zijn essentie,
en vergeleken zijn gedrag met dat van henzelf.
Hun observaties leidden tot ambivalentie
een hybride diertje, wat je zegt ben je zelf.

Zo lui als een varken, zo sluw als een vos,
maar bij tijd en wijle ook dom als een os.
In meerdere kleuren, dat was wel gaaf,
zo wit als een sneeuwhoen, zo zwart als een raaf.

Hij noemde zichzelf wel zo sterk als een beer
alleen dan misschien meer gedomesticeerd
Toen hij dit moest bewijzen in ’t hol van de leeuw
werd zijn moedig brullen slechts angstig geschreeuw.

Hij leek wel een wezel, zo bang als hij was,
trilde als een juffershondje en zweette als een das.
Zij moesten nu zien als een adder onder t gras,
dat hij vooral een schaapje in wolfskleren was.

Grootsprakige woorden vond hij echt wel fijn,
maar wilde uiteindelijk het haasje niet zijn.
Heel vreemd voor de dieren. Zij kenden het gevaar.
uiteindelijk belanden we allemaal op het abattoir.
Maar “nee” zei het mensje, “dat is niet zo hoor!
Daar gebruiken wij mensen slechts slachtdieren voor.”

Van de schrik bekomen, als een vogel weer vrij,
was hij weer overal als de kippen bij.
Maar algauw was hij weer als een vis op het droge,
hij was hier als enig mens helemaal niet blij.

Want zo sprak hij niet geheel onvertogen
ook hij had behoefte aan welpjes en zogen,
en zo kwam de spreekwoordelijke aap uit de mouw,
Hij wilde geen feestje, hij wilde een vrouw.

Dus zochten zij een wijfje voor de voortplantingsdaad.
Zij wilden ook wel weten hoe dat bij mensen gaat.
Wat was het een drama, een omslachtig ritueel,
met heel veel geneuzel, maar dan seksueel.

“Verdomd”, zei een konijntje, “wat duurt dat toch lang,
zij lijkt wel van ijs en hij als een wezel zo bang.
Zij draaien als twee kleine egels om elkaar heen,
in de zelfde tijd was ik al lang klaar geweest, dat zie je meteen.”

Maar toen even later, na wijntjes als water,
werden zij toch nog zo krols als een kater.
Onder luid gehuil en dierlijk gesnater,
kwam er een rauw randje aan het mensentheater.
Het was nu dus tijd voor puur dierlijk gedrag,
en het was nog best sierlijk wat hun ogen zag.

Zo trots als een pauw en als dappere dodo’s
toonden zij poses zoals van bonobo’s.
veel slangachtig wurmen, gekir en gezoen,
toen eindelijk op zijn hondjes, zoals de meesten het doen.

Maar toen zei een krielkip, een haantje de voorste,
“van al onze feestjes is dit wel de goorste,
We zijn toch geen beesten, met menspornofeesten”
en dat waren de meesten, het wel met hem eens.

Het was geen gezicht, zo zonder hun kleren,
als poedels zo naakt, en dan coïteren.
Geen vacht, en geen horens, als otters transpireren,
de sex was voor mensen vooral epibreren.

Hier wilden de dieren zich van distantiëren,
en begonnen de toeren massaal te negeren.
Ze wilden hun goden, dan ook adviseren.
Ze moesten die mensen eens domesticeren.

Nog voor het absurd werd, moest de tor dus weer stoppen,
en zich maar weer kafkaësk tot een insect ontpoppen
Daarna vroegen zij vanzelf, zoals u kunt dromen,
de olifant eindelijk naar voren te komen,
gemaakt van een mug, en met een lange snuit,
blies hij vliegensvlug, dit verjaarsfeestje uit.

gvs